Lhasa is gƩƩn Rome; er leiden slechts een
handvol wegen naar de hoofdstad van Tibet. Een weg over land, een spoor en een
luchtverbinding. Wij kiezen voor de trein, die er vanaf Chengdu twee dagen over
doet. Betaalbaar en men zegt dat je met de trein minder last krijgt van
hoogteziekte doordat je beetje bij beetje stijgt.
Op onze laatste dag in Chengdu plegen we alle
nodige voorbereidingen. We laten ons visum voor Tibet printen, we slaan
proviand in, bakken pannenkoeken en vertrekken op tijd naar het station.
Althans, dat denken we.
We maken de kapitale fout de bus te nemen tijdens
spitsuur. Een ritje van een half uur duurt nu anderhalf uur. Te laat komen we aan
op het gigantische Station Noord. Als een kip zonder kop lopen we er rond, op
zoek naar het loket waar we onze tickets kunnen afhalen. We sluiten maar aan in
een rij en op vertoon van onze paspoorten en visa krijgen we onze
tickets. Thank God.
De slaapcoupƩ delen we met twee Chinese
jongens. In het begin is het even wennen, maar al snel is de sfeer gemoedelijk.
Als we Rummikub spelen, kijkt het tweetal geboeid toe. Even denken we dat ze
geld op ons hebben ingezet. Gokken is immers immens populair.
|
A room with a view. |
|
Kiki's pokerface. |
De volgende dag worden we rond zonsopgang
wakker. We eten de pannenkoeken en bieden de jongens ook een ‘real Dutch
pancake’ aan. Ze bedanken. Zij slaan het ontbijt over. Rond de lunch is het hun
beurt. EĆ©n van de jongens heeft een grote plastic zak met geroerbakte groenten
bij zich. We moeten mee eten. En drinken. EĆ©n glas Chinese rijstdrank (?)
vinden we meer dan genoeg, wat een bocht.
Het landschap is tot nu toe nog wat we gewend
zijn: grote steden met flats, fabrieken, daartussenin akkers met kleine
dorpjes. EĆ©n lange tunnel brengt hier verschil in. Ineens zijn we in Tibet. Tot
aan de horizon niets dan lege steppe. Geen bomen, alleen maar grasland. Al snel
zien we de eerste kudde yaks en aan een groot meer spotten we een aantal tenten
van nomaden. Ongelofelijk mooi en zo anders dan alles wat we in China zagen.
|
Tentjes in the middle of nowhere. |
|
Een grote kudde schapen. |
|
Gebedsvlaggetjes in de vorm van een tent. |
|
GeĆÆmproviseerde instant noodels als avondeten met een kipworstje, pinda's en gedroogde paddestoelen. |
Als de avond valt duiken we ons stapelbed in. Het
licht blijft lang aan, want een van de jongens stapt uit in Golmud. Daarna
vallen we als een blok in slaap. Als we wakker worden is het buiten net licht
aan het worden. We moeten op het hoogste punt van de reis zitten, want buiten
ligt een dik pak sneeuw. De zon komt van achter de besneeuwde bergtoppen op en
werpt een blauwroze gloed over het landschap, pure magie.
|
Het uitzicht op 5.200 meter. |
|
Net een andere planeet. |
Tegelijkertijd voelen we ons allebei ongelofelijk
belabberd. De hoogteziekte heeft genadeloos toegeslagen. Allebei hebben we
barstende koppijn, we zijn misselijk en alle energie is uit ons weggevloeid.
Zelfs foto’s maken van het adembenemende landschap voelt als teveel gedoe.
Genieten is moeilijk.
|
Doodziek en futloos, lethargisch haast. |
|
Besneeuwde bergtoppen in de verte. |
Rond vieren komen we aan in Lhasa. Doordat we
zo’n 2.000 meter gedaald zijn sinds vanochtend voelen we ons wat beter. Ook
zijn we opgelucht dat we de trein uit mogen. Frisse lucht en de benen strekken.
Lobsang, een van de gidsen, wacht ons opgewekt op en als we onderweg naar het
hotel voor het eerst het Potala Paleis zien, beseffen we het pas werkelijk; we
zijn verdomme in Tibet!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten