Na een busrit van meer dan twaalf uur komen we om twee uur ’s nachts aan in Arequipa. De laatste paar uur hebben we zo goed als niets van de omgeving kunnen zien, omdat het pikkedonker is en de ruiten van de bus beslagen waren. We stappen uit in een busstation op een industrieterrein. Het is er verlaten en koud. Alleen taxichauffeurs hangen er rond. Met weinig woorden spreken we een chauffeur aan. Zwijgend rijden we naar het hostel. Het duurt even voordat daar de deur opengaat. We checken in en duiken ons bed in. Net als de nachtwaker.
De volgende dag staan we pas om half tien op. Het hostel is een doolhof. Ergens op het dak zijn twee keukentjes. De een om af te wassen, de ander om te koken. Koffiezetten gaat dus in etappes. Maar vanaf het dak heb je een aardig uitzicht op de straat. En op de machtige vulkaan El Misti, die op slechts vijftien kilometer van de stad ligt. De vulkaan is actief en als hij uitbarst, heb je slechts een halve minuut om te vluchten. Men zegt dus dat je beter maar kunt genieten van het spektakel.
We frissen ons op en gaan naar buiten. Ontbijt vinden we in een klein zaakje in de buurt. Het tentje stelt qua interieur weinig voor. Er is een bar, een menu aan de muur en er staan wat tafeltjes. Toch is het er hartstikke druk. We bestellen er broodjes dik gesneden ham en een gevulde aardappel. Heerlijk. De meeste mensen bestellen een broodje worst. Aha, moeten we dus voor terugkomen.
We slenteren het oude centrum in en zoals in elke Zuid-Amerikaanse stad leiden alle wegen naar het centrale plein. In Arequipa zijn de statige gebouwen aan het plein gebouwd van wit vulkaansteen, dat men hier
sillar noemt. De gebouwen die hier staan zijn allemaal meerdere keren herbouwd. Zware aardbevingen komen hier regelmatig voor. Zo is de kathedraal minstens acht keer herbouwd. Toch zie je daar niks van. Het plein ligt er prachtig bij.
|
Moeder en dochter in hun mooiste klederdracht. |
Via het plaza lopen we naar het Santa Catalina Klooster. In de begintijd traden vooral de oudste dochters van rijke Spaanse families in het klooster, zoals de traditie dicteerde. Van sober leven was nauwelijks sprake. De nonnen hadden ruime vertrekken, hun eigen slaven en er werden zelfs feesten gegeven. Dat eindigde met de komst van een nieuwe hoofdzuster, rechtstreeks gestuurd door het Vaticaan.
Het klooster is zo groot als Ć©Ć©n stratenblok. Het wordt ook wel een stad in de stad genoemd. En zo voelt het ook. Er zijn pleinen, een fontein, parken en oneindig veel stegen met kleine cellen waarin de nonnen leefden. Vooral die kamertjes fascineren ons. Bijna elke cel heeft een primitief keukentje, waarin op open vuur gekookt werd. Veel van de cellen zijn versierd door de nonnen, met kneuterige muurschilderingen. Sierranden van bloemen om een raam, sterren op het plafond en natuurlijk afbeeldingen van Jezus. Ook zijn een aantal van de cellen nog volledig ingericht. In Ć©Ć©n cel zien we een medicijnkast met tientallen potjes. Veel van de middeltjes zijn ondertussen vast verboden. In een andere zien we een hosti-ijzer en in weer een andere een brute, metalen zweep. Zelfkastijding misschien?
|
Een van de pleintjes in het klooster. |
|
Een smalle steeg met daaraan wooncellen. |
|
Pretty cute. |
|
Vruuger toen men nog Ć©cht klein was. |
|
Water loopt via gootjes door het hele klooster. |
|
Na hun overlijden wordt elke non geportretteerd door een schilder. Veel tijd krijgt de schilder daar niet voor. |
De volgende dag leren we nog meer over de stad. We doen mee aan een stadswandeling die begint in het cacaomuseum. Gids Edgar trakteert ons op een shotje cacaothee, verrassend lekker. Verder laat hij ons het oudste deel van de stad zien. Het is de enige wijk waar de straten en stegen nog slingeren, voor de rest is Arequipa gebouwd in kaarsrechte blokken. Langs andere belangrijke gebouwen lopen we naar de markthal. De hal is opgedeeld is overzichtelijke secties. Fruit, vlees, vis, hoeden en een sectie voor traditionele geneeskunde en offerwaar. Hier koop je speciale planten, kruiden of foetussen van alpaca’s om te offeren aan
Pacha Mama, de Andeaanse naam voor Moeder Aarde. Een menselijk offer is nog beter, legt Edgar uit, en dat komt in Bolivia nog steeds voor. Daar worden dronkenlappen ontvoerd, gedood en onder de fundering begraven van belangrijke bouwprojecten. We eindigen de tour toepasselijk met een Pisco Sour, op een terras met uitzicht over het plaza. Hopelijk heeft Edgar niks in ons drankje gestopt.
|
Je zou het niet zeggen: het oudste deel van de stad. |
|
In een van de kraampjes wordt een offer samengesteld. |
Een dag later leveren we een deel van onze bagage in bij de receptie van ons hostel. Vandaag vertrekken we naar Achachihua, een piepklein plaatsje vlakbij de Colca kloof, waar we drie dagen gaan wandelen. De busrit ernaartoe is spectaculair. Eenmaal buiten de stad rijden we meteen het woeste hooggebergte in. Er groeien geen bomen, alleen gras en kleine planten. Sommige van de uitgestrekte vlaktes zijn bezaaid met kleine poelen water. We spotten alpaca’s, maar ook vicuƱa’s, de wilde en kleinste kameelachtige van de Andes. Op het hoogste punt van de rit, zo’n 5.000 meter, sneeuwt het. Een grote fourwheeldrive is van de weg geraakt en ligt op zijn zij langs het talud. Onderweg stappen ook veel vrouwen in, ze vluchten voor de zware regen die buiten valt. Genoeg gewerkt op het land vandaag. Ze dragen steevast twee lange vlechten in het haar, grote bolrokken en een ronde hoed, versierd met borduursels. Het Quechua dat ze spreken is voor ons onverstaanbaar. Dit is het Peru dat we kennen van TV.
In het dorp proberen we in de stromende regen ons hostel te vinden. Een groepje dronken jongens probeert ons de weg te wijzen. We vertrouwen het niet echt en lopen door. De weg loopt dood en we moeten terug langs dezelfde jongens, die bij een winkel nog meer drank kopen. Ze brallen ons toe en hadden al die tijd gelijk. We vinden nu snel ons hostel, dat gesloten blijkt! Gelukkig kunnen we wel schuilen onder een balkonafdak, net als een andere dorpeling, die uitlegt dat de eigenaren waarschijnlijk op hun
pampa zijn. Vijf minuten later komt het echtpaar voorbij gescheurd, in hun Chinese driewieler. Ze doen snel de deur open en heten ons welkom. We zijn de enige gasten zo blijkt al snel. Inchecken hoeft niet, kleed je snel om en kom terug voor thee en koffie, vertelt de vrouw ons. Na de koffie volgt meteen een maaltijd; gestoofde kip met rijst en groenten. Fijn, hoeven we niet meer naar buiten vandaag.
’s Nachts gaat het helemaal mis. Kiki wordt doodziek wakker, heeft koorts, diarree en moet overgeven. Hadden we nou maar niet die muffe broodjes gegeten in de busterminal. Als we opstaan is het niet over met de darm-, maag- en koortsklachten. Het verse ontbijt gaat er moeilijk in. Ze moet cocathee drinken, raadt de eigenaresse aan. Betalen voor de maaltijd van gister hoeft niet, als we maar een goede review voor haar schrijven.
Ondanks Kiki’s problemen vertrekken we wel. In het dorp gaan we nog snel op zoek naar regenponcho’s. We worden vriendelijk van het ene naar het andere hoekwinkeltje gestuurd, een lokale gids leidt ons naar de juiste zaak. Het vrouwtje dat de winkel bestiert rent lachend en verontschuldigend de deur uit als ze geen wisselgeld heeft. Dan kunnen we gaan.
|
Dag 1 in de Colca Kloof. Dalen naar de rivier.
|
We wandelen het dorp uit. Al snel trekken we onze truien uit. De zon schijnt en op deze hoogte schijnt hij extra hard. We lopen van het dorp naar de rand van de kloof. Daar krijgen we te zien wat ons te wachten staat. De kloof is twee keer zo diep als de Grand Canyon en wij gaan helemaal naar de bodem. Het uitzicht is adembenemend.
Na zo’n twee uur afdalen nemen we een pauze. Een groep backpackers onder leiding van een gids haalt ons in en vraagt ons of wij al Condors hebben gezien. Nee, maar zodra zij de hoek om zijn en de stilte terugkeert, zweeft er een Condor voorbij op ooghoogte. Doodstil en dreigend. Hij kijkt ons wat arrogant aan. Ondanks zijn kale kop is het een prachtbeest. Wat een geluk!
|
Een condor die we eerder aan zee fotografeerden. (de foto raakte beschadigd) |
|
Ergens in de Colca kloof. |
Hoe later het wordt, des te drukker het trail. We laten ons telkens inhalen. We houden niet van groepen wandelaars, liever lopen we met zijn tweetjes zodat we van de stilte kunnen genieten. Anderen spelen muziek af, zingen of praten continu met elkaar, vooral Amerikanen zijn er goed in. Zo spot je natuurlijk nooit een Condor.
Nadat we de rivier zijn overgestoken is het niet ver meer. We klimmen zo’n vijftig meter naar het dorp San Juan de Chucho waar we op zoek gaan naar een kamer. Bij het eerste hostel loopt een meisje van vier jaar ons zelfverzekerd tegemoet, met in haar kielzog een speelse hond. Ze vraagt hoe ze ons kan helpen. We antwoorden dat we een kamer zoeken,
un matrimonal por favor, ga lekker zitten is haar antwoord. Met reuzenstappen loopt ze terug naar haar vader die verderop aan het klussen is. Hij verontschuldigt zich. Zijn vrouw is naar de stad en zij maakt de kamers op en bereidt de maaltijden voor gasten. Bij het volgende hostel Posada Gloria hebben we wel succes. We kunnen meteen aanschuiven voor de lunch en we vinden er een kamer. We frissen ons op en spelen de rest van de middag spelletjes.
Kiki doet die nacht geen oog dicht. Het beetje eten dat ze vandaag at, komt er nu aan alle kanten weer uit. Het ontbijt slaat ze over, ze blijft in bed liggen. Na een kop anijsthee van Gloria, knapt ze wat op. We kunnen er weer tegenaan. We vertrekken als laatste uit het hostel, maar het zal ons worst wezen. Al snel komen we bij het eerste obstakel van vandaag aan. Een gammele brug over een snelstromende bergrivier, gevolgd door een loeisteile klim van een paar honderd meter naar het volgende dorp. We zien een lokale vrouw afdalen, als een speer komt ze naar beneden. Ook de gammele brug is voor haar noch haar hond een probleem. Als ze is overgestoken, komt ze naast ons zitten. Ze heeft een klein zakradiootje waar
cumbia uit blĆØrt. We vragen haar of we goed gaan, ja hoor, hier omhoog en dan linksaf het dorp in.
We steken voorzichtig over en beginnen aan de klim naar boven. In haar hoofd zingt Kiki I’m a Survivor van Destiny’s Child, om de kracht te vinden om boven te komen. Bij het eerste winkeltje ploft ze neer op een stoel. We kopen wat te snacken en een colaatje. Het koolzuurgas doet Kiki geen goed. Gelukkig valt de rest van de wandeling daarna mee. Lange tijd lopen we over de smalle weg die langs de hele kloofwand is gebouwd. De uitzichten zijn fenomenaal. Het heeft flink geregend vannacht en op veel plekken zijn hopen stenen op de weg gestroomd. We klauteren er voorzichtig overheen. Voor we het weten zijn we bij de afdaling naar onze eindbestemming beland. Een man die er snacks verkoopt bevestigt het, nog drie kwartier en dan zijn we in de oase, een verzameling hostels en eenvoudige resorts in de bocht van de rivier. Toch zijn de laatste loodjes zwaar voor ons allebei. We zien de oase liggen, maar hij is nog ver weg.
|
Mais in alles soorten en maten. |
Bij het eerste hostel vinden we makkelijk een kamer. We nemen er dit keer eentje met eigen badkamer en toilet. Kiki duikt haar bed in, Mathieu neemt een duik in het zwembad. Heerlijk om na een dag wandelen even te dobberen in het frisse bergwater. En wat is het hier mooi. De kamers zijn een soort blokhutten met elk een lap gras voor de deur, er groeien overal prachtige planten en bloemen en er is verder niemand. We hebben het paradijs voor onszelf.
Mathieu luncht met de twee mannen die hier werken. Rijst met vers gevangen forel en grove guacamole. Een van hen, de tuinman, heeft een tip tegen de buikklachten. Smeer de gel uit een aloĆ« vera blad over haar buik en gezicht, pak haar in in een grote handdoek en stop haar onder de dekens. Werkt gegarandeerd. Als Mathieu later voor de kamer zit te lezen en de man voorbijloopt, snijdt hij een blad af van een plant, druk er de randen af en duwt het in Mathieu’s handen. De gel loopt eruit, dus waarom niet proberen? Kiki knapt er van op, maar heeft ’s avonds nog steeds moeite met eten. De tuinman trakteer haar daarom op een thee die smaakt naar hoe een bouwmarkt ruikt. Zou ook moeten helpen. Lekker is het in elk geval niet.
De volgende ochtend is er niemand om ontbijt voor ons te maken. We willen vroeg vertrekken, maar liever niet op een lege maag. Een Duits stel raadt ons aan de mueslibars te eten die we nog over hebben. Zij wachten al veel langer en hebben het opgegeven.
De klim de kloof uit is zwaar. We stijgen in Ć©Ć©n dag meer dan twaalfhonderd meter. We doen het dus rustig aan. Telkens als we denken dat we er bijna zijn, blijkt dat niet zo. Wel zien we nog een paar keer condors voorbijvliegen. Ook is het gaaf om te zien hoe groot de invloed is van de hoogte op de begroeiing die je hier vindt. Om de honderd meter verandert het. Dan cactussen, dan velden vol bloemen in bloei, dan bijna niets.
Als we bij het laatste checkpoint aankomen, barst Kiki in tranen uit. Ze is helemaal op. Gelukkig vertelt de jongen die er kaartjes controleert ons dat er nog meerdere bussen teruggaan naar Arequipa vandaag. We genieten nog Ć©Ć©n keer van het uitzicht en slenteren dan terug naar het dorp. Lunchen en de bus in. Terug in Arequipa nemen we een douche, gaan eten en daarna direct naar bed.
De volgende dag bezoeken we een klein museum dat Edgar eerder aanraadde. We bekijken er eeuwenoud aardewerk en Katholieke schilderijen die door inheemse schilders werden gemaakt. In de markthal kopen we een beeldje van
Ekeko, de pre-colombiaanse God van welvaart en zien we hoe een offer aan Pacha Mama wordt voorbereid. Ee vrouw komt met een klacht bij een verkoopster, zij stelt een pakketje samen van kruiden, planten, poedertjes en een soort metaalvijlsel. Dat moet de vrouw verbranden. Verderop wordt er veel gegeten, het is immers lunchtijd. Wij durven het nog niet aan. Eerst moet Kiki aansterken.
|
Het binnenplein van het kleine museum. |
|
Maria weergegeven als Pacha Mama. |
|
Baby Alpaca in de achtertuin van Mundo Alpaca. |
In Mundo Alpaca leren we alles wat er te weten valt over de kameelachtigen van de Andes en vooral, hoe de vacht van alpaca’s en vicuƱas verwerkt wordt tot wol. Op veel plekken in Peru gaat dat nog volledig met de hand en wordt de wol met natuurlijke kleurstoffen gekleurd. Een moeder in haar mooiste traditionele kleren leert er haar dochter een weefgetouw gebruiken. De Quechua vrouwen weven zonder voorbeeld de meest complexe patronen. We nemen nog een kijkje in de kathedraal, eten wat en nemen daarna een taxi naar de busterminal. Vannacht reizen we door naar Cuzco, de voormalige hoofdstad van de Inca’s.
|
Een dansgroep in de binnenstad van Arequipa. |
|
Hasta la vista! |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten