Bolivia: Potosi, de zilvermijn, kinderarbeid, een pittoresk centrum

De busrit van Uyuni naar Potosi kun je gerust de vierde dag van de jeeptour noemen. De bus slalomt eerst langzaam de bergen in, we zien het dorp steeds verder verdwijnen. Vanaf de bergtoppen is pas goed te zien hoe immens de zoutvlakte is. Daarna rotsen in alle kleuren van de regenboog, kleine canyons en kuddes llamas tegen een kraakheldere, blauwe lucht. Voor we het weten rijden we Potosi in.

We kennen Potosi van TV, en dan vooral de negatieve kant. In de zilvermijnen die je hier vindt, werken nog steeds honderden minderjarigen. Kinderarbeid dus. We verwachten een grimmige stad, een verzameling armoedige huisjes op een berg, dat is wat we gezien hebben. Dat beeld blijkt niet helemaal te kloppen.

Kiki in de straten van Potosi.

Erg charmant.

Beetje gammel, dat antieke balkon.

Prachtig versierde gevel.


Het oude centrum van Potosi bestaat namelijk volledig uit koloniale, Spaanse panden. Net als in andere Zuid-Amerikaanse steden zien we rijk versierde gevels, houten balkons en prachtige plazas. Ons hostel, Compania de Jesus, is ook gevestigd in een oud pand. Eenmaal door de poort kom je uit op een kleine binnenplaats waaromheen de kamers liggen. Een kleine oase van rust. En een plek om te schuilen voor de regenbui die ondertussen is losgebarsten.

Rond zessen gaan we toch naar buiten om wat te eten. Bijna alle restaurants zijn dicht vanwege het paasweekend. Gelukkig brandt er in de markthal licht. Boven de kramen met kleding, sieraden en verzorgingsproducten is een zoldervloer gebouwd waar je piepkleine koffie- en theetentjes vindt. Een tafel met banken en een keukentje op vier vierkante meter, meer niet. We schuiven aan en bestellen koffie en thee met een rond, gefrituurd zoet brood en praten wat met de eigenaresse.

Op paaszondag bezoeken we het Casa de la Moneda. In dit gigantische gebouw werd van 1773 tot de jaren vijftig van de vorige eeuw het gewonnen zilver tot munten geslagen. Eerst een voor een met de hand, later met hulp van enorme houten installaties aangedreven door ezels en nog later met machines die op stoom werken. In de tijd van de Spanjaarden was de Munt van Potosi een van de grootste ter wereld. Schatkisten met ingewikkelde, soms valse sloten vol zilver vertrokken hier per schip naar Sevilla.

Deze mysterieuze kop heet bezoekers welkom.

De binnenplaats van de Munt.

Handgeslagen munten.

Een gigantisch houten machine.

Een klein zilveren leeuwtje.

Een heuse schatkist met complex slot.

Gebouwd als een bunker.

Een machine waarmee tot in de jaren vijftig munten geslagen werden.


Een dag later bezoeken we zelf de zilvermijnen van Potosi. Samen met een Argentijns gezin dalen we onder leiding van gids Carlos af in moeder aarde. Maar niet voordat we bij de mond van de mijn een offer brengen aan Pacha Mama. We schenken haar coca bladeren en een slok van de alcohol die we eerder op de markt kochten. De bijna pure alcohol is verpakt in een plastic flacon die we in Nederland kennen van schoonmaakmiddel. Carlos verdunt het met 7Up.

Net echt. Of net niet.

Eerst een handvol coca...

Daarna een glaasje voor Pacha Mama.

Salud!


In de mijnen zijn de Tio’s (oom) de baas. Deze duivelachtige figuren bezitten de mijn en de Tio’s moet tevreden gehouden worden om de veiligheid van de mijnwerkers te garanderen. Bij elk beeld dat we tegenkomen offeren we sigaretten, coca bladeren en een shotglas vol alcohol. Ook drinken we zelf op ome Tio. En dat tikt met om elke hoek een nieuw beeld best aan.

Indiana Jones fotomoment.

Tio nummer 1.

Santos: 'Het klimaat is koud, daarom moeten de inwoners van Potosi warm zijn.'

















Ivan is te ver heen voor een gesprek.

Op de markt kochten we naast de alcohol ook dynamiet, een lont en ammoniumnitraatbolletjes, want je mag gewoon een staaf dynamiet afsteken in de mijn. Carlos legt uit dat het dynamiet vrij ongevaarlijk is. De grote knal komt door het ammoniumnitraat. Terwijl hij lallend uitlegt hoe je het dynamiet prepareert, wordt hij onderbroken door de twee dronken mijnwerkers Ivan en Santos. Gaat lekker dit. In een uitgeputte tunnel van de mijn plaatsen we het dynamiet en steken de lont aan. We hebben een minuut om terug te lopen naar de rest van de groep. Zodra we weer bij hen gaan zitten, gaat het dynamiet af. Een doffe knal rommelt door de tunnels. Als kleine jongetjes giechelen we om de knal. Dat vraagt om een toast! En weer worden er shots ingeschonken.

Lont + dynamiet + ammoniumnitraatbolletjes = big bang.

Bij Tio Ramon een paar druppels drank over zijn knoeperd voor een goed seksleven.

De stad vanaf de mijn.


Als we boven komen, is de zon al bijna onder. Samen met een handjevol mijnwerkers lopen we naar de bushalte. We voelen ons ongemakkelijk. Wij hebben als toerist de mijn bezocht, deze mannen – en kinderen – werken hier dag in dag uit. Carlos vertelt dat hij 14 was toen hij begon in de mijnen. De oudste zoon van de Argentijnen is 12. Hem zien in mijnwerkerskleding zet alles in perspectief. Zijn moeder draagt aan elke vinger minstens Ć©Ć©n zilveren ring. De wereld is een complex ding.

Kiki en Mathieu

Volg ons op onze reis rond de wereld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten