Jakarta: Chinatown, Batavia, Wayang poppen en veel eten

Als we landen in Jakarta voelt het gek genoeg alsof we thuiskomen. We zijn al eerder in IndonesiĆ« geweest, weten hoe aardig de mensen hier zijn en hebben afgesproken met Eka en Yoshie, twee meiden die we leerden kennen tijdens onze reis door Tibet. Zij vinden het te gek dat we naar hun Java zijn gekomen en laten ons graag Jakarta en Semarang zien. Bovendien hebben we een studio appartement geboekt via AirBnB; de komende paar dagen hebben we dus een eigen huis en wonen we tussen de locals.   

Een dag later worden we vroeg opgepikt door Eka en haar vriendin Deci. Eka is met haar auto gekomen, een dikke Honda SUV. ‘Company car.’ zegt ze wat verontschuldigend. ‘Have you guys had breakfast yet?’ is haar volgende vraag. Nee, nog niet. We rijden direct door naar Chinatown. In een Chinees Indonesisch (niet zoals in Nederland) restaurant stellen Deci en Eka twee bordjes eten voor ons samen. Witte rijst, rendang, tempĆ©, garnalen, beef floss, verse chips en heerlijke sambal. Sticky rice gevuld met varkensvlees (!) en eendenei. Oh wat is dit genieten. Het belooft veel goeds voor de rest van de dag.

Chinatown in met Deci en Eka.

Ons eerste ontbijt in Indonesiƫ.

Hier gaan we linksaf Kiki.

Snuit, wang, tong, oor, poot, staart, anus, spek of huid? 

Starbucks? Nee man, Kopi Es Tak Kie.

Brutal.




We rijden dieper Chinatown in en gaan te voet verder. We drinken ijskoffie in de oudste koffiezaak van Chinatown en lopen een klein rondje. Zoals in elke Chinatown wordt er van alles en nog wat verhandeld en opgediend. Kikker, pad, schildpad, alles van het varken in Ć©Ć©n grote pan, eend, maar het meeste indruk maakt een man die razendsnel paling schoonmaakt. Hij maakt een snee net achter de kieuwen, haalt dan zijn mes langs de ruggengraat en houdt zo het vlees over. De kop wordt met de ruggengraat weggegooid. Het duurt even voordat de paling doorheeft dat zijn leven voorbij is.

Volgende stop, Batavia. Het oude deel van Jakarta, grotendeels gebouwd door de Nederlanders. We bezoeken er het oude Gouverneurskantoor, waar nu een museum in is gevestigd. Je kan er vooral oud meubilair zien. In de cellen onder het gebouw laten we Deci en Eka tot twee keer toe makkelijk schrikken. In een ander oud VOC gebouw zit nu het Wayang Museum. Alle soorten wayang poppen zijn er tentoongesteld. Sommigen van hout gemaakt, anderen van papier of buffelhuid. De platte wayang poppen zijn vaak uitbundig beschilderd in felle kleuren en complexe patronen.

We lunchen uitgebreid en stappen daarna weer in de auto. De dames leggen uit dat het openbaar vervoer in Jakarta nu eenmaal bijzonder slecht is. Door slecht bestuur is er nooit een metro of fatsoenlijk busnetwerk aangelegd. Daarom kiest bijna iedereen voor de auto of een brommer. Een brommer kopen is ook bijzonder makkelijk. Je rijbewijs kopen trouwens ook. ‘You just pay the police.’

Grote stoelen voor kleine vrouwen.

Het voormalige Gouverneurskantoor.

'Don't you leave me sugar.'

Kennelijk is het buiten te doen.

Wayang poppen met vervormde gezichtsuitdrukkingen.

Houten wayang poppen.

Schaduw wayang poppen. Op deze manier kan publiek aan twee kanten van het scherm genieten van de show. 
Uitgebreide lunch met Deci en Eka.

De kathedraal van Jakarta. 

In de kathedraal van Jakarta zijn we getuige van een mis waarin vijf baby’s worden gedoopt. Het gebouw is bijzonder. Qua vorm is het onmiskenbaar een kerk, maar de puntdaken zijn open stalen constructies, wat het gebouw een moderne uitstraling geeft. In de weelderige tuin van de kerk steken Eka en Deci een kaarsje op bij een beeld van Maria dat in een rotswand is weggezet. Een klein stukje hemelse jungle, middenin de stad.

Als de avond valt, bezoeken we twee winkelcentra, op zoek naar een fatsoenlijk paar nieuwe sandalen. Eka vindt het geen enkel probleem om naar een tweede winkelcentrum te rijden, als we in het eerste niks vinden. Ik ga uiteindelijk voor een paar oerdegelijke Birkenstocks, uitgevoerd met zacht nubuck leer. Een beetje luxe mag.

We rijden in het donker terug naar ons deel van de stad, het noordoosten. In de lange straat vol restaurants die bij ons gebouw begint, eten we onze laatste maaltijd voor vandaag; sop konro en konro bakar. Twee gerechten met in de hoofdrol, runderrib. We weten niet wat we meemaken. De afgelopen twee en een halve maand hebben we nauwelijks vlees gegeten en dat vonden we prima. Nu zijn we weer terug bij af. Wat smaakt dit hemels. Als Eka en Deci ons weer thuis afzetten, zijn we doodop maar zo ontzettend dankbaar.

Sop konro en konro bakar.  
Het uitzicht vanuit ons studiootje.

De twee dagen die hierop volgen, brengen we grotendeels door in ons appartement. We doen boodschappen en sluiten ons op. Op maandagavond neemt Yoshie ons mee uit eten in de buurt. We eten een specialiteit uit haar geboortestreek: een soep getrokken van geitenkop, verrijkt met volle kamelenboter en een flinke scheut limoensap. De smaak van de soep doet denken aan citroentaart. In de soep drijven stukken oor, wang en ingewanden. Yoshie raadt ons aan om niet naar de wijk Senopati te gaan, maar om Kemang te bezoeken, als je per se een hippe wijk wilt bezoeken. Kemang is beter te doen te voet.

De volgende dag pakken we een GrabCar, het Indonesisch alternatief voor Uber, die kant op. De rit duurt een uur, maar onderweg zien we allerlei kanten van Jakarta. Wolkenkrabbers, winkelcentra, dikke villa’s en uiteindelijk de charmante huizen van Kemang, maar waar je ook komt, overal auto’s en brommers. Zelfs in Kemang is het moeilijk om je te voet te verplaatsen. We bezoeken de motorzaak Lawless en bewonderen hun custom creaties. We lunchen bij Koi Kemang, een voor ons doen luxe restaurant, duidelijk gericht op expats.

De middag brengen we door in Mini Indonesia. We verwachten een soort Madurodam, maar niets is minder waar. Op een terrein van 150 hectare heeft elk eiland van Indonesiƫ een eigen paviljoen met musea, gebouwd in de bouwstijl van het betreffende eiland. Sumatra heeft Batak huizen, Kalimantan huizen op palen, Bali heeft Hindoe tempels en ga zo maar door. De schaal boezemt ons keuzestress in. We huren een scooter en rijden wat rond. We stoppen her en der, maar laten ook veel gebouwen links liggen. Je kan hier gerust een week doorbrengen.

Huis op palen. De trap omhoog, een uitgeholde stam met treden, was best eng.

De Steve McQueen van de lage landen.

Flink afdak vriend.

Why the long face man?

Uhm. Is dit Indonesisch?

Net voor de avondspits rijden we terug naar ons appartement. We steken de straat over en eten soto ayam bij een waroeng, een van de duizenden restaurantjes die elke avond langs de straten van Jakarta worden opgebouwd. Veel mensen vinden Jakarta maar niks en reizen zo snel mogelijk verder; wij zijn blij dat we de tijd hebben genomen om de stad beter te leren kennen.

Kiki en Mathieu

Volg ons op onze reis rond de wereld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten