Na een lange busreis
vinden we in Haputale een gasthuis waar we een paar dagen lang onderdeel worden
van het gezin dat er woont. Abdul en Mariva en hun drie dochters doen er alles
aan om ons thuis te laten voelen. Hun huis is kleurrijk en vol ingericht. Overal
staan vazen met kunstbloemen, aan de muur hangen posters met afbeeldingen van
bloemen of stapels groenten en fruit en de mooiste plekken van Sri Lanka. Wij
slapen in een klein houten bed, onder een gehaakte sprei. ’s Avonds eten we met
de andere gasten traditioneel Sri Lankaans eten, Mariva en haar oudste dochter
maken alles zelf en het smaakt voortreffelijk. Na het eten leren we de dochters
het kaartspel pesten, ze winnen meteen de eerste paar potjes.
|
Lekker muziekie d'r bij. |
|
In de huiskamer van Abdul en Mariva. |
|
Ons rustiek ingericht slaapkamertje. |
Vanuit het huis
maken we een lange wandeling door de bossen die Haputale omringen. Een smal pad
kronkelt over de heuvels naar het volgende dorp. Het ene moment lopen we tussen
geurige dennenbomen, dan door hoog, dor gras, dan langs regenwoud, dan tussen
hoge bomen zonder bast met een piepklein bladerdek. We kijken uit over andere
rollende heuvels die zijn beplant met theeplanten. De laatste kilometer lopen
we over het spoor. We voelen ons hobo’s in het Amerika van de jaren vijftig, op
reis naar nergens. Het station van Idalgashinna is een tijdcapsule. Het kantoor
van de perronmeester staat vol met antieke apparaten. De bakelieten telefoon
moet eerst aangezwengeld worden voordat de man een volgend station kan bellen.
|
Lange bomen zonder bast. |
|
Hoge dennenbomen. |
|
Kunstmatig afgefikte heidegrond. |
|
Grote paddestoelen. |
|
Had ik nu maar blikken meegenomen. |
|
De ouderwetse wagons en de perronmeester aan het werk. |
|
Step into my office. |
|
Sit still and take your haircut like a man. |
|
Brommers kieken. |
Als we Abdul en
Mariva vertellen dat we hun tuk-tuk willen huren om naar Lipton’s Seat te
rijden, raden ze ons dit af. De weg naar de bergtop is te tricky. Wel mogen we
de tuk-tuk lenen om naar het Adisham klooster te rijden. Abdul legt uit hoe een
tuk-tuk werkt. Het lijkt op motorrijden. Je schakelt met het linkerhandvat,
omhoog is eerste versnelling, dan omlaag voor tweede, derde en vierde
versnelling. De kleine tweetakt motor blĆØrt als we naar het klooster toe
klimmen.
De volgende dag
rijden we wel naar Lipton’s Seat, op een ‘scootie’, zoals Abdul een scooter
noemt. De weg naar het favoriete uitkijkpunt van Sir Lipton is uitdagend, maar
vooral adembenemend mooi. We rijden door keurig onderhouden theeplantages,
wolken mist drijven voorbij. De theefabrieken zijn klein en eenvoudig. De
huizen van theeplukkers staan middenin de theevelden en zijn vaak in Ć©Ć©n felle
kleur beschilderd. Op de top zien we nauwelijks wat door de mist, maar het
geeft niet. De rit was de moeite waard. We drinken thee en eten bijbehorende
snacks, rotti met sambal en dhal koekjes.
|
Tjeu de tuk-tukchauffeur. |
|
De Engelse villa, omgetoverd tot klooster. |
|
Haar zie je niet vaak in Aziƫ. |
|
Scootertuig. |
|
Heerlijke wegen. |
|
Rollende heuvels vol theeplanten. |
|
Plukkers met balen onkruid. |
|
Bovenop Lipton's Seat, vlak voordat het wolkendek zich sloot. |
’s Middags reizen we
verder met de trein naar het nog hoger gelegen Nuwara Eliya. Dit dorp zou een
mooi voorbeeld van een Brits Hill Station moeten zijn, maar blijkt in het echt
een tourist trap te zijn. Het is er bovendien koud. Toch vinden we een aantal
verborgen juweeltjes. Aan de rand van het Victoria Park vinden we bijvoorbeeld
een lopend buffet waar zo’n twintig vrouwen traditioneel en vooral gezond
koken. Bij elke vrouw kun je wat anders proberen dat vers bereid wordt. We
proberen kruidenthee, kruimelcake van rijstbloem met curry en lichte
pannekoekjes met wortel en bosui.
Na twee nachten Nuwara Eliya geloven we het wel. We pakken de eerste trein naar Kandy. Een Oostenrijks stel vertelde ons in Haputale over de Poya festiviteiten die met elke volle maan plaatsvinden in Kandy. We hebben geluk, diezelfde middag stuiten we op een processie van de Tempel van de Tand naar een andere plek. Een lange stoet vlaggendragers, traditionele dansers, drumbands en olifanten in klederdracht trekt aan ons voorbij. ’s Avonds bezoeken we de tempel, het is er veel drukker dan de eerste keer dat we hier waren. De volle maan staat laag boven de tempel, het wittige licht maakt de mystieke sfeer compleet.
|
Vlaggendragers lopen voorop. |
|
Talloze drumbands maken kabaal. |
|
De eerste olifant in klederdracht. |
|
Een Kandyaanse danser in vol ornaat. |
|
Jumbo nummer 2. De olifanten zagen er prachtig uit, maar keken ongelukkig. |
|
Bordjesdraaiers. |
|
De volle maan, boven de tempelgebouwen. |
|
Een monnik praat met dames die zich klaarmaken voor de nacht. |
|
We overnachten in Lake Bungalow, een gasthuis met een rijke geschiedenis. |
|
Overal antiek meubilair. |
Onze laatste dag in
Sri Lanka brengen we door in Negombo, een kleine stad aan de zee en dichtbij
het vliegveld. We hopen er nog te kunnen zwemen, maar de zee is hier veel te
woest. Mathieu probeert het Ć©Ć©n keer, maar is na vijf minuten doodop en dertig
meter verderop het strand beland. We wandelen dan maar over het strand en laten
de harde wind ons afkoelen. Morgen vliegen we naar Jakarta, dat voelt ergens
als thuiskomen. We zijn eerder in Indonesiƫ geweest en we hebben in Jakarta
afgesproken met Eka en Yoshie, twee meiden die we in Tibet leerden kennen. Sri
Lanka was niet het meest indrukwekkende land waar we zijn geweest, maar we zijn
wel weer helemaal opgeladen.
|
Not feeling it. |
|
Mood. |
|
Filmpje gehuurd op een USB-stick. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten