Zuidereiland deel 2: Alpen, gletsjers en een break-up

Zodra we Takaka uit rijden gaan we op zoek naar de lokale stort om wat vuilnis weg te gooien. Dijk en Rie hebben de afgelopen nachten op een DOC camping gelogeerd en op DOC campings staan geen prullenbakken, er wordt van je verwacht dat je alles meeneemt en zelf weggooit. Naast de stort vinden we een gave verrassing. Een doolhof, gemaakt door Moeder Natuur. In een grote plak kalksteen zijn door watererosie allerlei gangen, holtes, nisjes en grotten ontstaan. Een soort miniatuur Grand Canyon. Dat moeten we zien.

Over privé terrein rijden we naar de Rawhiti grot, het laatste stuk doen we te voet. We volgen een droog gevallen rivier en klimmen dan over een glibberig pad vol keien naar de grot. De wandeling is pittig maar de moeite waard. De grot is gigantisch, een gapend gat in de aarde, duizenden paarsgrijze stalactieten hangen aan het plafond.

In het doolhof zijn overal poppetjes verstopt voor de jongste bezoekers.

The maze.

The stuff nightmares are made of.

Lekkere stalactieten meid.

Huge!



Vannacht slapen we midden in het bos in een hut aan een bergrivier. Klinkt goed, toch? Helaas vergissen we ons in de lengte van de grindweg ernaartoe. 35 kilometer in plaats van 3,5. Halverwege keren we om. We hebben niet genoeg benzine. Jammer. Het dikke bos om ons heen belooft veel goeds. In het dichtstbijzijnde dorp tanken we. We rijden naar een andere hut, de Flora Hut, ook middenin het bos en makkelijker te bereiken.

Op de zandweg naar de hut toe betrappen we twee jongen herten, een mannetje en een vrouwtje. Ze rennen lang voor onze auto uit, totdat een van hen de steile bergwand opklimt en de ander bij de parkeerplaats het bos in verdwijnt. Wat een gave verrassing.

De hut is weer een prachtexemplaar, meer dan honderd jaar oud. We maken onszelf meteen thuis. We maken het aanrecht schoon, hakken hout en maken onze bedden in orde. Dijk en Mathieu bouwen met stenen een steengrill en maken het vuur aan. Vandaag staat er instant pasta met kaassaus, gegrilde courgette en lamskoteletten op het menu. Heerlijk om zo te experimenteren.

Klein stuk lopen naar de hut.

De Flora Hut. Eigenlijk is het een twee-onder-een-kap.

Bush cooking op zijn best.



De volgende dag wacht ons een lange rit. We rijden naar Saint Arnaud, een bergdorp met een mooi meer waar we bij een uitkijkpunt stoppen voor lunch. Daarna rijden we verder naar Westport, een klein dorp aan zee. We doen er boodschappen en rijden naar het huisje dat we vonden op AirBnB. Het ligt wat afgelegen maar is verder van alle gemakken voorzien. Die avond kijken we ouderwets TV.

Een dag langer blijven in het knusse vakantiehuisje gaat niet, de eigenaar heeft een nieuwe boeking. Jammer, we hadden best nog een dag willen luieren. The show must go on. We pakken de boel in en rijden naar de restanten van een oude goudmijn. Vanaf de parkeerplaats volgen we het oude spoor langs een woeste bergkreek. Op een zijspoor staat nog een oude loc geparkeerd, van het mijnstation is niet meer over dan een schoorsteen en wat betonnen vloeren.

Het meer bij Saint Arnaud.

Het oude mijnspoor kronkelt het bos in...

En volgt deze kreek.

Prachtige wilde eend.



In Westport doen we opnieuw boodschappen en rijden dan in hoog tempo naar Punakaiki, om op tijd te zijn voor een fenomeen dat alleen met vloed te zien is. Golven beuken er tegen de rotsen aan, waardoor er water door gaten in de rotsen omhoog spuit, een nogal gewelddadig tafereel. De rotsen lijken bovendien door mensen gemaakt, alsof iemand laagje voor laagje plakken steen op elkaar heeft gelegd.

Logisch, Pancake Rocks.

Een golf beukt op een klifwand van zo'n 25 meter hoog.

Een korte stop langs Highway 6, een prachtige kustweg.



We volgen Highway 6, een prachtige kustweg die ons doet denken aan Highway in Californië, naar Greymouth, waar we tanken, proviand inslaan en de bieb bezoeken om plannen te maken. We besluiten naar de camping Goldsborough te rijden. Een camping dichtbij een bergriviertje waar je nog steeds naar goud mag zeven. Een plek waar de goudkoorts nooit helemaal is verdwenen. Op de camping treffen we mannen aan die ons vanuit hun kamp wat schichtig aankijken. Zij wonen én werken hier.

Onderweg naar de Franz Josef gletsjer stoppen we in het dorpje Hokitika om het wereldberoemde sokkenmachinemuseum te bezoeken. Geen grap. In de winkel van een lokale sokkenfabriek staan allerlei machines opgesteld waarmee mensen vroeger sokken breidden om geld te verdienen, vaak thuis aan de eettafel. Klinkt suf, maar de machientjes zitten wonderlijk in elkaar.

Zonsondergang op de camping.

Sock, meet your maker.



In het dorp Franz Josef komen we erachter dat de gletsjer eigenlijk alleen met helikopter te bezoeken is, de verderop gelegen Fox gletsjer is wel te voet toegankelijk. We rijden naar de parkeerplaats en lopen naar het uitkijkpunt. De gletsjer zelf is maar voor een klein deel zichtbaar, er hangt een dik pak wolken in de weg. De kloof die de gletsjer uitsleet, is misschien nog indrukwekkender. Als het begint te miezeren, haasten we ons naar de auto en rijden terug naar het dorp Fox, we hebben wel wat lekkers verdiend. In een drukke en lawaaierige skihut eten we fish n’ chips.

Het spoor dat de gletsjer achterliet.

Alleen het laagste deel van de gletsjer is zichtbaar.

Altijd al helikopterpiloot willen worden.



Het mooie aan Nieuw-Zeeland is dat je op dezelfde dag dat je een gletsjer bezoekt, een strandwandeling kunt maken. Dat doen we dan ook, we rijden naar Gillespies Beach en slaan er ons kamp op. Terwijl Dijk en Rie een wandeling maken, zoeken wij naar droog hout op het strand. Als Dijk en Rie terugkomen hebben we een klein vuur gemaakt. We eten soep met brood, vanmiddag al zwaar gegeten, maar als twee andere kampeerders, Tess en Ricardo, ons popcorn en marshmallows aanbieden, kunnen we geen nee zeggen. Het wordt een gezellige avond.

Ook hier liggen in de duinen restanten van een goudmijninstallatie, een grote machine die zand opbaggerde en het zand eruit zeefde. Toen de goudkorrels opraakten, werd de installatie simpelweg achter gelaten. Nu is eigenlijk alleen de aanvoerband nog goed herkenbaar.

Vandaag is de Fox Gletsjer beter zichtbaar, als we het dorp inrijden zien we hem al liggen. We besluiten naar een ander uitkijkpunt te rijden en daar zien we de lap ijs goed liggen. Toch blijven we niet lang, we rijden vandaag verder het Westland in, de streek van Nieuw-Zeeland die beroemd staat om zijn onherbergzame landschap en slechte weer.

De oude aanvoerband.

Gletsjer in zicht,

Nog steeds mistig, maar toch.



De enige wandeling van vandaag maken we bij Lake Paringa. Het meer ligt verstopt in de duinen en is een oase voor allerlei soorten vogels. Het flax riet dat hier groeit werd vroeger door Maori’s gebruikt om tapijten, kleding en hoeden van te maken, kennelijk is dit flax een van de beste soorten die er bestaat. Bij het meer ligt ook een kleine strook regenwoud. Vroeger bestond het hele Westland uit dit moerassige bos, maar met de komst van Engelse pioniers werden alle bomen gekapt om kaas- en boterverpakkingen te maken, het moeras werd omgeploegd tot weiland. We slapen die avond op de meest troosteloze camping tot nu toe, typisch Westland misschien. We kiezen voor een cabin, het tentveld staat onder water.

De volgende dag regent het. Naar weer. Toch maken we een aantal korte wandelingen voordat we het natte Westland inruilen voor de zon van Lake Wanaka. We bezoeken twee verschillende watervallen, de ene is smal en langgerekt, de ander waaiert breed uit. Ook wandelen we naar de Blue Pools, een plek waar twee rivieren in elkaar overgaan. Door de zware regenval is één rivier bruingekleurd en de ander kraakhelder blauw.

Lake Paringa, op steenworp van de zee.

White bait pattie, een delicatesse van de Wetlands.

Joekel van een waterval.

De loopbrug naar de Blue Pools.



Het verschil tussen het Westland en Wanaka is onbeschrijfelijk groot. Als we in Wanaka aankomen schijnt de zon, de lucht is blauw, het dorp bruist en we zijn omringd door verschillende soorten bergen. Sommigen lijken op alpen, met groene weides en besneeuwde toppen, anderen zijn ruiger, onbegroeid en haast zwart van kleur. Die avond genieten we van de zonsondergang bij het meer. Het paars en oranje licht weerkaatst op de bergtoppen aan de andere kant van het meer. Wat een uitzicht.

Heerlijk weer, na dagen van gemiezer.

That time of the year.



Een dag later maken we twee wandelingen. De eerste is kort en steil, naar de top van Diamond Hill. We hebben er een prachtig uitzicht over Lake Wanaka en de bergketens om ons heen. De tweede wandeling is extremer. We volgen een pad waarop schapenherders met quads hun kuddes de bergen in drijven. Het pad is steil en vooral lang. We lijken maar niet de top te bereiken. Het uitzicht wordt met elke honderd meter die we stijgen spectaculairder, ook wordt het stiller en stiller om ons heen.

Nadat we de top hebben bereikt, dalen we snel af naar onze eindbestemming voor vandaag, Meg’s Hut, misschien wel de mooiste hut waar we tot nu toe hebben geslapen. De hut ligt in een klein dal, aan een riviertje. Bij de hut staan een tiental dode bomen, bedoeld om op te stoken in de haard. Twee eksters vallen Mathieu aan als hij hout gaat kappen. Rakelings vliegen ze over zijn hoofd. Die avond rijgen we worstjes aan een stuk ijzerdraad, om ze te grillen in de haard. Wat wil een mens nog meer.

Al ver boven de boomgrens.

Zo goed als op de top. 

Hut in zicht!

In de winter skiën mensen hiernaartoe.

Bijna terug bij de auto.



Met een korte stop in het idyllische dorp Arrowtown rijden we de volgende dag naar Queenstown. Daar splitsen we ons op. Dijk en Rie verblijven net buiten de stad op een DOC camping, wij checken in bij een hostel. We zijn kapot van het wandelen in de bergen en doen de rest van de dag weinig. ’s Avonds lopen we een kort rondje door het centrum van Queenstown, het is bewolkt dus zien we weinig van de bergen om ons heen.

Arrowstown was een goudzoekersdorp. 

Onderweg stoppen we vaak om foto's te maken.



Als we de volgende dag opgepikt worden door Dijk en Rie hebben zij slecht nieuws. Ze hebben besloten om uit elkaar te gaan. Het rommelde al langer en het gaat niet meer. We schrikken van het nieuws, maar schieten ook meteen in de praktische modus. Dijk neemt de camper, wij huren een tweede auto, kopen een tent en gaan met zijn drietjes verder. Op een parkeerplaats bij het verhuurbedrijf hevelen we onze bagage over en nemen afscheid van Dijk. Het voelt onwerkelijk om hem alleen achter te laten. We hebben zo genoten van elkaars gezelschap.

Die avond overnachten we op een DOC camping net buiten Queenstown, die we delen met een kudde Merino schapen. Rie oogt relaxt, rustiger en is veel meer haarzelf dan de afgelopen dagen. Misschien was de break-up toch echt onvermijdelijk.

Geen verkeerde plek om wakker te worden.

Twee Merino schapen.


Kiki en Mathieu

Volg ons op onze reis rond de wereld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten